Spelen bij de boer
De jeugd speelt steeds minder vaak buiten. Het is nieuws dat vorige week andermaal tot ons kwam. Hoe anders was onze jeugd. Vriendje Hans en ik waren in 1963 allebei tien jaar. Net buiten het dorp stond een boerderij waar we wekelijks welkom waren. Zo maar. We speelden in het hooi, mochten de kalfjes drinken geven, veegden de stal aan en kregen halverwege de middag een beschuit met suiker. Wij vonden het prachtig om het leven op de boerderij te ontdekken. Als de koeien op stal stonden, was het een uitdaging om tussen de dames door te lopen, altijd een beetje angstig want zo’n dikbil kon je gemakkelijk plat drukken. We vouwden jutezakken op, ruimden een kippenschuur leeg, mochten mee op de trekker.
Groot, stoer en sterk
Behalve een boerderij was de familie ook leverancier van meel, veekoeken, brokjes enz. aan andere boeren. De zware zakken konden we niet tillen maar een pak veekoeken lukte nog net. Dat voer moest met de trekker en aanhanger opgehaald worden bij de grossier. We voelden ons groot, stoer en sterk als ook wij mee mochten helpen. Op de terugweg zaten we tussen de zakken meel en de pakken met veekoeken op de aanhanger. Eenmaal thuis werden de bestellingen klaar gemaakt. Boer Jan had twee zakken varkensmeel besteld plus vier pakken veekoeken, boer Frits had kippenvoer nodig en bij boer Gijs moesten brokken afgeleverd worden. Niet veel later zaten we opnieuw op de aanhanger en sjeesden we van de ene boer naar de andere. Ik kan me nog herinneren dat het op een keer al donker was voordat we aan de thuisreis konden beginnen. We mochten niet meer op de (lege) aanhangwagen en dus moesten ook wij op de trekker. Een belevenis. Moe en veel te laat kwamen we thuis maar wel met een ontzettend goed gevoel.
Stappen maar
De genoemde familie had ook een prachtig ponypaardje dat luisterde naar de naam Adonis. Met de pony werden kleine bestellingen in de buurt rondgebracht en na een tijdje mochten wij het paardje inspannen en de kleinere bestellingen wegbrengen. Sjonge dat inspannen van Adonis was nog niet zo eenvoudig met al die leren riemen, die touwen en dat bit dat in zijn mond moest. En zoals het pony’s betaamt: meneer had lang niet altijd zin om mee te gaan. Maar daar hadden we iets op gevonden. We namen een veekoek mee de wei in, lokten daarmee vriend Adonis, gaven het hem te eten en terwijl hij die koek met smaak verorberde, spanden wij hem in. Hij was dan heel gedwee en een kwartiertje later reden wij vol trots het erf af. Hansie en Henkie op de bok, Adonis de roodbruine manen in de wind en stappen maar.