Henk Poelakker, woonachtig in Heusden, vond na het overlijden van zijn vader (1920-2011) kopieën van processen-verbaal uit lang vervlogen tijden toen ‘Vader Bromsnor’ werkzaam was bij de Rijkspolitie. Die vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.
Een open gegraven graf
Op 17 juni 1968 rinkelt de telefoon op het bureau van Bromsnor. De voorman van de plantsoenendienst valt met de deur in huis. “Veldwachter, kom snel naar de begraafplaats waar mijn mannen een open gegraven graf hebben ontdekt.” Bromsnor spoedt zich naar het kerkhof waar hij een graf zonder gedenkteken en zonder afdeksteen aantreft. Aan weerskanten van het open graf liggen zand en stukken hout. Hier is duidelijk sprake van grafschennis. Bromsnor laat de begraafplaats onmiddellijk afsluiten en neemt contact op met de begeleider van de rijksspeurhond. Een collega van Brom is inmiddels aangekomen bij Plaats Delict om toezicht te houden. Bromsnor benadert de Technische Recherche voor het nemen van foto’s en het maken van een gipsafdruk van een voetindruk in het zand nabij het graf. Als de hond zijn werk gedaan heeft en de recherche klaar is met het verzamelen van gegevens, wordt de plantsoenendienst verzocht om het graf verder uit te graven onder toeziend oog van de collega-veldwachter. Bromsnor gaat naar het gemeentehuis naar de afdeling Openbare Werken waar hij al snel de naam van de persoon krijgt die in het graf zou moeten liggen, een zekere Berendina, geboren in 1866. Zij blijkt in 1940 begraven te zijn. Ongehuwd, geen kinderen. Met die summiere gegevens moet Bromsnor het doen. Terug naar de begraafplaats. Bromsnor spreekt grote waardering uit voor het werk van de plantsoenendienst. Opmerkelijk: in de deels vergane grafkist liggen wel de resten der beenderen maar niet de schedel.
Schedel gevonden
Wat nu? Is dit een bewuste opgraving geweest? En waarom? Wie doet zoiets? Het onderzoek neemt twee dagen later een vreemde wending. Het is 19 juni en een collega van Bromsnor is om 7.45 uur bij het politiebureau om de deuren te openen, de post van de mat te rapen, het stoepje even te vegen enz. Verscholen achter een tuinplant ziet hij een doos staan. Hij pakt deze op en merkt dat er iets in zit. Hij opent de doos en schrikt als hij een hoofd ziet. Meteen flitst het door zijn hoofd, zou dit doodshoofd van de mevrouw zijn die al bijna dertig jaar in haar graf ligt? Bromsnor heeft ook dienst en meldt zich net vóór 8.00 uur. Hij krijgt geen kans om rustig op te starten want bij binnenkomst wordt hem meteen de doos met inhoud getoond. Nog meer vragen doemen op. Feit is dat de doos met schedel bij de politie blijft in afwachting van wat de Officier van Justitie beslist. Later die dag fietst Bromsnor met de doos onder zijn arm naar de huisarts die bevestigt dat het hoofd afkomstig is van een mens. Grote kans dat dit het hoofd is van Berendina. Opvallend: de schedel is in een krant van gisteren verpakt, juist met de bladzijde waarop de krant uitvoerig melding maakt van het open gegraven graf. Is dit een grap?
Deze lugubere zaak kent geen oplossing, ook na 1968 niet. Nabestaanden zijn nooit gevonden. Frustrerend. Hoewel men dik vijftig jaar geleden weet dat ieder mens specifiek DNA heeft, is in 1968 die techniek nog niet inzetbaar om definitief vast te stellen of het gevonden hoofd van Berendina is. Waar de schedel uiteindelijk gebleven is, vermeld het verbaal niet.