Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben naar schatting 600.000 Nederlandse jongens en mannen dwangarbeid verricht voor de Duitsers, in eigen land, maar vooral in Duitsland. Op een bevolking van destijds 9 miljoen was dat een derde van de mannelijke beroepsbevolking. Ver van huis en haard waren zij gedwongen aan het werk, vaak in barre leef- en oorlogsomstandigheden. In de Echo van het Zuiden van 21 september ‘45 staat onder ‘Drunen’ het volgende bericht: ‘Alle in Duitschland gewerkt hebbende jongens uit ons dorp (naar schatting ±40, red.) zijn thans thuis uitgezonderd Gerard van Belkom en Albert Vennings die ver van huis het leven lieten. In een betere vrede dan de aardsche, zoo mogen wij hopen, juichen thans hunne zielen’. Over deze twee oorlogsslachtoffers gaat dit artikel, want deze verhalen moeten we blijven vertellen.
Gerard van Belkom
Gerard is een zoon van Adrianus van Belkom (1893-1927) en Gertruda Schalken (1900-1981) en in Drunen geboren op 10 september 1923. Het gezin woont in bij de moeder van Gertruda in het Groenewoud. In ‘27 overlijdt zijn vader na een kort ziekbed. Al vanaf zijn 13e jaar is hij werkzaam als schoensnijder bij de REX Schoenfabrieken in de Drunense Torenstraat. Hij is lid van de Jonge Wacht, een voorloper van de verkennerij.
In het begin van 1942 wordt hij geconfronteerd met een oproep voor de Arbeitseinsatz en moet hij zich melden bij het Arbeidsbureau in Waalwijk. Gerard dacht dat het voor een paar maanden zou zijn en vond het ook wel avontuurlijk om naar het buitenland te gaan. 0p 28 juli ‘42 vertrekt hij met vier andere Drunenaren en een goed gevulde koffer met de bus naar Tilburg en met de trein verder naar Venlo,waar ze overstappen in de trein naar Kaldenkirchen en vervolgens naar Hannover. Hij verblijft in ‘Gemeinschaftslager, Barak 4, Stube 5’, een houten barak aan de Büttnerstrasse in Hannover-Stöcken. Hij moet werken bij de bandenfabriek Continental Gummiwerke AG en komt op een afdeling waar gasmaskers worden gefabriceerd. Op dat bedrijf werken ook vele arbeiders uit het nabijgelegen concentratiekamp Neuengamme en dagelijks overlijden er velen van hen. In hun barak zijn de leefomstandigheden heel pover en er zijn veel problemen met wandluis en regelmatig is een ontsmetting nodig. Het loon wat hij verdient is onvoldoende voor de benodigde voedselbonnen. Zijn moeder stuurt hem aanvullende voedselpakketten. Over en weer worden veel brieven verstuurd. Hierin schrijft hij over de angstige momenten vanwege de dagelijkse geallieerde bombardementen. Een keer, waarschijnlijk in februari ’44, is hij thuis op verlof geweest. Vanwege te verwachten represailles is hij keurig op tijd teruggegaan. Medio ‘44 wordt hij ziek en hij wordt op 18 september ‘44 opgenomen in het ‘Städtliches Tuberculose Krankenhaus Heidehaus’. Hij overlijdt op 28 januari ’45 om 16.40 uur en als doodsoorzaak wordt vermeld: ‘Lungentuberculose und Kehlkopftuberculose’. Hij wordt op 7 februari ’45 voorlopig begraven op ‘Stadtfriedhof an der Seelhorst’ met grafnummer 19.b.Nr.26.
Even later komt een groep Drunense dwangarbeiders met een bus terug en allen weten dat Gerard is overleden, maar niemand durft dit aan zijn moeder te vertellen. Één van hen, die ook de dag- en kerkboeken heeft meegekregen, informeert pastoor Th. Goossens. De pastoor brengt de slechte tijding bij moeder. Het meegekregen dagboek loopt van 28.4.’42 tot 16.2.’43 en geeft veel informatie over zijn verblijf en werk in Hannover. Niet beter wetend wordt er een gedachtenisprentje uitgegeven met een foto en op 12 mei ’45 wordt een advertentie in de krant geplaatst, waarop 17 januari ’45 als overlijdensdatum wordt vermeld. Pas in november ’45 krijgt moeder van het Nederlands Rode Kruis de officiële bevestiging van het overlijden op 28 januari ‘45. En pas op 29 september ’51, 6,5 jaar na zijn overlijden, worden zijn stoffelijke resten overgeplaatst naar de Drunense begraafplaats. De OGS-Oorlogsgravenstichting zorgt ervoor dat hij in mei 2016 voorgoed begraven is op het Nationaal Ereveld Loenen, waar bijna 4000 Nederlandse oorlogsslachtoffers begraven liggen. In 2016 heeft de familie, na een onderzoek door OGS, pas vernomen dat de doodsoorzaak ‘Longentuberculose und Kehlkopftuberculose’ is.
Albert Vennings
In de Echo van het Zuiden van 30 september ’45 staat het volgende bericht: ‘Door deze betuigen wij onzen hartelijken dank aan Familie, Vrienden en Kennissen, Buurtbewoners, Directie en Fabriekspersoneel der Marion Schoenfabrieken voor de vele blijken van deelneming bij het zoo smartelijk verlies van onzen Zoon ALBERT.’ Maar wat is de dan 21-jarige Albert overkomen?
Hij is een zoon van Petrus Vennings en Cornelia Kluitmans en werd op 11 augustus ‘24 in Elshout geboren. Sinds het begin van ‘43 is hij dwangarbeider in de Duitse oorlogsindustrie en vanaf ‘45 bevindt Albert zich in de stad Neusalzer Spremberg. Deze stad ligt aan de huidige Duits-Poolse grens, zo’n 30 kilometer ten oosten van Dresden en zo’n 850 kilometer vanaf Drunen. In de loop van april ’45 wordt de Russische dreiging steeds groter. Onder leiding van maarschalk Stalin zijn er omstreeks 20 april grote aanvallen van Russische troepen op het door Duitsland bezette gebied ten oosten van Dresden. Op 21 april ‘45 is Spremberg bevrijd, maar wel verwoest. De Russische aanval gaat verder richting Berlijn. Albert heeft de Slag om Spremberg overleefd en is door de Russen bevrijd. Hij zou dan wel naar huis willen, maar er zijn voorlopig geen mogelijkheden voor repatriëring. In afwachting daarvan doet hij dienst bij de politie. Op 20 juni ’45, tijdens het vervoer van geïnterneerden, valt hij van een trailer met noodlottig gevolg. Hij overlijdt ter plaatse. Hij wordt daar voorlopig begraven en de zorg voor het informeren van zijn ouders en het repatriëren van het stoffelijk overschot is een taak van het Internationale Rode Kruis. Het is niet bekend wanneer zijn ouders op de hoogte gebracht zijn, maar op maandag 17 september ‘45 wordt Albert in Drunen herbegraven. Pas op 19 december ’45 krijgt de gemeente Drunen van het Informatiebureau Nederlandse Rode Kruis de overlijdensakte van Neusalzer Spremberg. In de Collectie Arbeidsinzet van het Nederlandse Rode Kruis is over hem geen verdere informatie te vinden.
Bart Beaard