Door Bert Meijs
De oliemolen na de verkoop in 1773
Wie in 1773 de oliemolen in gebruik heeft genomen is niet bekend. Waarschijnlijk heeft Poulus van der Aa de oliemolen dan nog geruimde tijd bediend, maar daar is niets over terug te vinden. Daarna is waarschijnlijk Adriaan van Buul afkomstig uit Oisterwijk hem opgevolgd. Adriaan (1759-1827) komt volgens zijn borgbrief in 1781 naar Nieuwkuijk. Borgbrieven zijn schriftelijke getuigenissen die tot begin 19e eeuw worden afgegeven door de bestuurders van een dorp of stad, waarin ze verklaren dat zij een bepaald persoon, afkomstig uit die plaats, zullen onderhouden als hij of zij armlastig wordt. In de borgbrief staan meestal de naam en plaats van de instantie van de afgifte, de naam en hoedanigheid van de betrokkene, soms diens leeftijd en de plaats van toekomstige vestiging. Acht jaar later, op 28 april 1789, tekent Adriaan van Buul een huuroverkomst voor de huur van de oliemolen. Hij huurt de paarde-oliemolen met de bijbehorende hopeest, samen met boomgaard en schuur, strekkende tot de dwarsheg van het huis dat bewoond wordt door de drossaard. Waarschijnlijk heeft Van Buul in de periode daarvoor het olieslagersvak in de praktijk geleerd. Adriaan van Buul tekent het huurcontract met een kruisje omdat hij de schrijfkunst niet meester is zo staat er in de akte. Hij huurt de molen van de Heer van Nieuwkuijk ingaande 1 mei 1789. Hoe men in die tijd zijn zaken toch geregeld kreeg is niet duidelijk, maar zonder te kunnen schrijven moet dat heel lastig geweest zijn.
Adriaan van Buul is afkomstig uit Oisterwijk. De familie Van Buul zal tot ca. 1915 de oliemolen in Nieuwkuijk exploiteren. De zonen Joannes (1784-1846) en Norbertus (1786-1860) volgen hun vader, Adriaan van Buul, later op als oliemolenaar. Adriaan (1833-1906) en Piet (1835-1906) beiden zonen van Norbertus van Buul volgen later hun vader op als oliemolenaar.
De laatste oliestalger Bart van Buul met zijn vader en moeder. (Foto: Cllectie familie Van Buul)
Het kadaster
Het kadaster is een openbaar register van registergoederen, waaronder onroerende zaken en de daarop gevestigde rechten. Om dit goed vast te leggen werd begin 1800 een begin gemaakt om het hele grondgebied in Nederland in kaart te brengen en in 1825 werd de kartering versneld ingevoerd. Tussen 1825 en 1831 trok er door de hele provincie, onder de verantwoordelijkheid van de Gouverneur, een flink aantal taxateurs of schatters om alle gebouwde en ongebouwde eigendommen van een waardering te voorzien ten behoeve van de nieuwe grondbelasting die de regering wilde gaan invoeren. Het vaststellen van de belastbare opbrengst was uiteraard een van de meest discutabele onderdelen van het hele kadaster- en belastingplan. Hoe zorg je voor een zo rechtvaardig mogelijke schatting? Dit gebeurde door alle eigendommen in te delen in klassen, bouwland bijvoorbeeld in 5 klassen, huizen in soms wel meer dan 30 klassen. Op 1 oktober 1832 waren de opmetingen en de schattingen gereed en werd de grondbelasting ingevoerd.
De taxateurs begonnen met het maken van een beschrijving van iedere gemeente. In de gegevens van Nieuwkuijk staat de paarde-oliemolen (eigenaar de Heer van Onsenoort) vermeld. De molen is gevestigd in het achterste gedeelte van een woonhuis, bestaande uit twee lopende stenen en een oliebank. De molen is in een goede staat van onderhoud. De molen is verhuurd aan P. van Buul.
Een gedeelte van de kaart gemaakt na de watersnoodramp van Nieuwkuijk eind 1880. . Rechts van de stippellijn staat het perceel van de wed. Van Buul ingetekend, daar was de oliemolen gevestigd (Kaart: Collectie. Bert Meijs)
Bij de dijkdoorbraak eind 1880, beter bekend als de ramp van Nieuwkuijk, is de oliemolen niet beschadigd geraakt. Slechts enkele panden in de omgeving van de oliemolen zijn zwaar beschadigd. De weduwe Norbert van Buul staat als olieslageres vermeld op de lijst van de schade-uitkeringen voor verdronken vee, maar ze heeft geen schade door verdronken vee en dus ook geen uitkering ontvangen. Haar geschat inkomen is volgens die lijst 600 gulden per jaar. Het merendeel van de inwoners van Nieuwkuijk heeft volgens die uitkeringslijst een inkomen dat slechts de helft of nog minders is dan 600 gulden per jaar.
Molensteen
De oliemolen is ongeveer na 1915 niet meer in gebruik is als oliemolen. Het huis met de oliemolen (overigens niet meer hetzelfde gebouw als dat van 1760) wordt in 1904 als kavel nr. 55 verkocht bij het faillissement van eigenaar Jonkheer Jos de la Court. De oliemolen stond begin 1900 op het perceel waarop in de jaren '60 van de vorige eeuw het woonhuis van de familie van Buul- Slegers aan de Nieuwkuijksestraat nr. 112 is gebouwd.
Bij de omnummering van de huisadressen van Nieuwkuijk in 1947 werd het adres van bewoner L. (Bart) van Buul, N124 gewijzigd in Nieuwkuijksestraat 112.
Ter herinnering aan de oliemolen is begin 2024 een molensteen van een oliemolen uit Gouda gelegd in de voortuin van de huidige bewoners, de familie Van Buul-Van Buul, nazaten van de oorspronkelijke oliemolenaars. De steen was beschikbaar gesteld door Kees Fitters, die helaas enkele dagen na het leggen van deze steen is overleden. Kees is onder andere jarenlang als vrijwilliger/molenaar werkzaam geweest op de Emmamolen te Nieuwkuijk. Door zijn jarenlange werk op de molen had hij veel kennis opgedaan en hij verzamelde vanalles op het gebied van molens en stationaire motoren. Hij was tijdens zijn leven een levende encyclopedie op het gebied van stationaire motoren.
De oorkondes van Stichting Molengiftenfonds Vernuft en Volharding worden jaarlijks uitgereikt tijdens de algemene ledenvergadering van de vereniging De Hollandse Molen. De eerste jaarprijs ging naar de overleden Kees Fitters. Kees Fitters ontvangt de prijs vanwege zijn inzet als molenaar op verschillende molens in Noord-Brabant, zijn kennis en kunde op het gebied van malen, molenstenen en molenonderhoud. Zijn kennis daarover deelde hij graag.