Wanneer iemand tot priester gewijd werd was het vroeger groot feest voor de familie en het dorp. De harmonie, het gilde en de rest van het dorp liepen uit voor hun dorpsgenoot. Boerenzoon Tiny Muskens uit Elshout groeide in de katholieke kerk uit tot een fenomeen met als bekroning zijn benoeming tot bisschop in 1994
De nije stal
Terugkijkend herinnert Tiny zich nog dat het ondenkbaar was dat gewone mensen de heilige hostie aanraakten tijdens de communie. Als de kerk op hoogtijdagen vol zat, liet de pastoor enkele paters uit Nieuwkuijk komen. Hun taak: het mede uitreiken van de hosti. Een half uur fietsen voor vijf minuten werk en dan weer een half uur terug in weer en wind. Het gezin van de jonge Tiny ging iedere dag met moeder naar de kerk. De priester las de Heilige Mis in het Latijn terwijl hij met de rug naar de mensen stond. Alleen bij het uitreiken van de communie draaide hij zich om. De hostie mocht je alleen ontvangen op je tong, dus niet in de hand. Vader Muskens was een zachtaardige man. Tiny: Het gebeurde wel eens dat moeder vader Jos aanspoorde om een van de kinderen te straffen. Het slachtoffertje werd meegenomen naar de nije stal en daar keken de koeien toe hoe de klappen op de billen terecht kwamen.
Tien kinderen
De pastoor in Elshout stond bekend als een arrogant heerschap die dacht te kunnen heersen in het dorp. Op een dag kwam hij klagen bij vader dat onze Jan als misdienaar te rumoerig was. De toon van de klacht maakte veel los bij ons vader. In woede sprak hij de pastoor toe: “Ge krijgt geen jongens van mij meer als misdienaar.” En zo gebeurde het dat wij misdienaar werden bij de Broeders van het Norbertusgesticht, recht tegenover de kerk. In katholieke gezinnen was het toen meer regel dan uitzondering dat er veel kinderen werden geboren. Ik kom uit een relatief klein gezin maar acht, negen, tien kinderen of zelfs nog meer, was echt niet opvallend in ons fraaie Elshout.
Volkomen nuchter
Als kind maakte ik de oorlog mee die vooral in de herfst van 1944 zichtbaar en voelbaar was. Onze boerderij bood vaak een beschermend dak aan tientallen gasten. Familie uit Herpt kwam bijvoorbeeld naar ons toe omdat het in de buurt van de rivier te gevaarlijk werd. Het leven was opeens hectisch en onoverzichtelijk geworden. Maar niet voor de kerk want de Eerste Communie moest ‘gewoon’ doorgaan. De regel was dat het feest van die communie pas door kon gaan als je volkomen nuchter was om zo Jezus te kunnen ontmoeten. Mijn nichtje had in die woelige weken in de nacht voorafgaand aan de feestcommunie per ongeluk na 0.00 uur een slokje water gedronken. De kerk was onverbiddelijk: nichtje kon het vergeten. Tranen en verdriet. Pas op maandagmorgen tijdens de gewone communie mocht ze officieel te communie gaan. Ik begreep er niets van. Het was toch oorlog?
De grote meester
Schoolmeester Dirk van den Brink was voor de 11-jarige Tiny de grote meester. Hij werd gezien als de intellectueel van het dorp, nog meer dan de pastoor. Hij gaf les aan de oudere kinderen (meester Peeters aan de jongere leerlingen). De meester was begaafd en cultureel breed ontwikkeld. Later zou hij toneelstukken schrijven en een roman over Nederlandse migranten in Australië. Die meester maakte de jeugd bewust van de nieuwe tijd. Hij vertelde dat niet iedereen boer hoefde te worden. Die traditie was voorbij. Boerenzonen konden ook andere beroepen kiezen. De deuren van de grote mensenwereld gingen na de oorlog langzaam maar zeker open.
Het boek ‘Wees niet bang’ mogen we van de schrijver Arjan Broers als inspiratiebron voor deze rubriek gebruiken.
