Uit de Echo van het Zuiden van 25 juni 1884

Waspik

’J.l. Maandag had te Waspik het volgende kluchtige voorval plaats. Twee metselaars, werkzaam aan het in aanbouw zijnde station, waren aan het maandag houden en vonden den rijksdaalder, die zij samen bezaten, te weinig om den helen dag uit te zijn. Zij kwamen overeen, dat de ééne zou in ene herberg zonder vergunning eenige klaartjes gaan drinken en den rijksdaalder in den zak nemen en de andere zou na een poos binnen komen en voor rijksveldwachter spelen.

Toen nu de metselaar goed en wel aan den Schiedam gezeten was, komt de gewaarde politieman binnen en vraagt met een punthelmentronie of de tapster ook vergunning heeft. De vrouw begint te huilen en zegt: ‘Neeje, meneer.’ De man der wet verbaliseert de tapster en haren klant de metselaar. Deze bidt en smeekt, in vereeniging met de vrouw, dat het de veldwachter door de vingers zou zien. Doch deze blijft onverbiddelijk, totdat de metselaar op het idee komt om de macht van het geld op het politiehart te proeven. Na lang bieden en loven zou hij heel de zaak laten rusten, zoo beiden hem een rijksdaalder gaven. Dit werd in dank aanvaard. Waarop de metselaar-veldwachter vertrok, na hun het ‘mondje dicht’ opgelegd te hebben.

De tapster was zoo blij dat de zaak bleef rusten en dat zij er zoo goed afkwam, dat zij haar klant zijn verteerde borrels schonk en bij het heengaan nog een fooitje in de hand stopte met de zucht: “Ek haad nie mooten tappen, mèr dè mot ek zegge: dieje gaardjampêtter is tog een midlijende ziel!”

De bekeurde en de veldwachter gingen later broederlijk in hun metselaarscostuum uit en vonden nu dat de maandag behoorlijk gevierd kon worden.’

Prachtig is dat door de waardin uitgesproken zinnetje, in het plat-Waspiks. Ook het dialect is door de tijd heen kennelijk sterk veranderd. Wie heeft er ooit gehoord van een ‘gaardjampêtter? Dit voorval stond op woensdag 25 juni in de Echo. Zou zo’n kluchtig voorval tegenwoordig nog de krant halen?

Vincent van den Hoven,

namens ‘Op ’t Goede Spoor’