Ga eens op zoek naar de vele verschillende planten in onze gemeente, kruiden die er van nature voorkomen. Je hoeft alleen maar te kijken in de bermen langs de wegen, in de bossen, aan de akkerranden en zelfs tussen de straat- en stoepstenen. Elke plant is interessant; onkruid is maar een verzonnen woord. Als jij je er een beetje in verdiept, dan gaan die Beekse planten nóg meer leven. En ook in de winter die nu is aangebroken, is er nog veel te beleven als je naar buiten gaat.

door Kees van Kemenade

Vooral in de natte delen van Hilvarenbeek tref je rietkragen aan. Langs sloten zoals hier naast de kanaaldijk van het Wilhelminakanaal, aan de rand van het Diessens Broek. Het oude riet, nu verdroogd maar nog fier overeind, wuift mee met alle winden; zoals het spreekwoord ook zegt: doe als het riet: buig mee, maar breek niet. Terwijl het daar groeit filtert de plant het water, is het voedsel – vooral de jonge scheuten – voor ganzen en zwanen, zorgt het dat slootkanten niet afkalven. Maar het allerbelangrijkste is dat het een veilig onderkomen biedt aan insecten om in de bladschedes en stengels als pop de winter te overleven. Een gedurende heel het jaar veilig onderkomen is het voor vogelsoorten als de karekiet, de roerdomp, de rietzanger, blauwborst en rietgors om maar wat soorten te noemen. Soms zie je een nestje van een karekiet kunstig gebouwd tussen een aantal rietstengels. Watervogels, zoals de waterral of de fuut, nestelen aan de voet van de rietplanten. Zoogdieren als hazen en reeën schuilen er, net als amfibieën als de kikker en salamander.

Maar er dreigt gevaar. Sloten dienen namelijk vooral voor de afwatering. Als ze schoon gemaakt worden, gebeurt dat met een grote schep die alles meeneemt, dus ook de wortels. Als ze beide zijden van de sloot aanpakken, dan duurt het een hele poos voordat de rietkraag zich heeft hersteld.

Mooi vind ik het dat er om het riet verhalen zijn ontstaan, zoals over Koning Midas. Want hoe kwamen de burgers er achter dat hun koning ezelsoren had gekregen, omdat hij bij een muziekwedstrijd de god Apollo had beledigd? De klanken van zijn harp had hij minder mooi gevonden dan de fluit van de bosgod Pan. “Als je dat vindt, dan heb je geen mensenoren nodig, maar ezelsoren”, dat had Apollo gezegd. Alleen de kapper van de koning wist het, want hij droeg bij anderen altijd een muts die zijn oren beschermde. De kapper kon het niet meer voor zich houden, groef bij de rivier een kuil en riep erin wat hij regelmatig zag. Maar het riet kwam op en als de mensen voorbij kwamen hoorden zij het in de halmen fluisteren: “Koning Midas heeft ezelsoren…“. De arme Midas stierf van schaamte.