In 2012 gaat het bouwbedrijf waar Hans Wagemakers uit Raamsdonk als restauratiemetselaar werkte failliet en gaat hij met prepensioen. Zijn dochter en schoonzoon vinden dat hij iets om handen moet hebben en geven hem een metaaldetector cadeau. Het bleek een gouden gift, want de amateurarcheoloog vond de afgelopen jaren in Raamsdonk en Dongen vondsten, waaronder gouden en zilveren munten, die van grote betekenis zijn voor de Brabantse militaire geschiedenis. Er zijn zelfs munten uit de tijd van keizer Napoleon bij, die gezien het verband met het Beleg van Breda tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zelfs van wetenschappelijk belang zijn. In een polder nabij Raamsdonk vond Wagemakers munten, muntgewichten en musketkogels, die financieel gezien weliswaar minder zeldzaam en waardevol zijn, maar historisch gezien misschien wel het meest interessant zijn. Aan de hand van die vondsten hebben professionele archeologen namelijk bewijs kunnen leveren dat Raamsdonk niet één maar twee schansen heeft gehad. De naam Schansstraat in Raamsdonk zou dus eigenlijk veranderd moeten worden in ‘Twee Schansenstraat’ en de daar gevestigde cafetaria zou de naam ‘De Schaansen’ moeten krijgen.
Door Jan Hoek
Zilveren muntstukken
In april 2015 vindt Wagemakers in een akker in Dongen 25 zilveren muntstukken. Toen in het najaar het daar groeiende maïs van het land was gehaald, keerde hij terug met zijn metaaldetector en vond nog eens 70 dukaten. De in totaal 95 munten, van een legering met een heel hoog zilvergehalte, zijn geslagen tussen 1612 en 1655 in Antwerpen, Brugge en Doornik. Het zilver was door de Spanjaarden uit Zuid-Amerika ‘geroofd’. Spanje was, samen met Portugal, het eerste Europese land dat koloniën verwierf buiten Europa. De Zuidelijke Nederlanden vielen toen onder de Spaanse Nederlanden; een periode vanaf 1556, begonnen als de Habsburgse Nederlanden, dat na de abdicatie van Keizer Karel V als erfgebied toekwam aan diens zoon koning Filips II van Spanje, en toen de Spaanse Nederlanden ging heten. Een periode die tot 1715 zou duren; toen kwamen de overgebleven Zuidelijke Nederlanden onder gezag van de Oostenrijkse keizer. Voordat het geroofde zilver aan boord van een van de Spaanse schepen ging, werd het zilver op een strand omgesmolten tot zilveren pannenkoeken en vervolgens verscheept naar Europa. In feite waren de schepen een voorloper van de Zilvervloot, in de 16e en 17e eeuw een jaarlijks konvooi van schepen, waarin de Spanjaarden kostbaarheden verscheepten naar hun eigen land. In Nederland is de Zilvervloot vooral bekend geworden door de verovering ervan door Piet Hein in 1628. Met het geslagen geld werden onder meer de legers betaald. Hoe en waarom de zilveren munten in een akker in Dongen zijn begraven is niet duidelijk. De mensen verstopten hun munten vaak bij dreigende oorlogsvoering, om ze later als het weer rustig was, weer op te graven. In dit geval ligt dat anders, aangezien de datering van de gevonden munten enkele jaren na de in 1648 getekende Vrede van Münster ligt. Dat maakt het moeilijk deze zilveren muntschat te verklaren.
Goeden dukaten
In de winter van 2015/2016 trof Hans Wagemakers op een akker in de buurt van zijn woonplaats Raamsdonk zestien gouden dukaten, muntgewichten en loden musketkogels uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Het zijn dukaten uit onder andere de Stad Utrecht en de provincies Gelderland, West-Friesland en Holland. De jongste munt is geslagen in 1622, een jaartal dat archeologen de ‘terminus post quem’ noemden: de tijd waarin iets gebeurd moet zijn. In de tijd van het Beleg van Breda (1624-1625) door Spaanse troepen onder leiding van Ambrogio Spinola lagen er in de omgeving van Raamsdonk diverse stellingen. Ook hier is een schat begraven, maar nooit opgegraven. Het bedrag van de gevonden gouden dukaten was toen het jaarsalaris van een gewone soldaat of enkele maandsalarissen voor een hogere officier. Naast een militair kunnen de dukaten ook begraven zijn door een voedsel- of wapenhandelaar of een herenboer, die die door de militaire autoriteiten was betaald voor de bevoorrading van het Staatse leger. In wat nu de Hooipolder wordt genoemd, groeide hard en voedzaam gras dat zeer geschikt was voor de vele legerpaarden.
Twee schansen in Raamsdonk
De verdedigingswerken ofwel schansen in Raamsdonk zijn niet meer exact te lokaliseren. Op de kaart van het Beleg van Geertruidenberg van Joan Blaeu, getekend in 1649, staan twee schansen nabij Raamsdonk(sveer). Op basis van de metaaldetectorvondsten van Wagemakers kan verondersteld worden dat de zuidelijk gelegen schans nog tussen 1795 en 1815 gebruikt is. Kort daarna zijn ze waarschijnlijk doelbewust en planmatig ontmanteld. Op een kaart van 1850 staat weliswaar het woord ‘schans’ in de dorpskern getekend, de noordelijke van de twee schansen uit de 17e eeuw, maar er is geen enkele structuur gevonden die overeen zou komen met een daadwerkelijke schans. Hetzelfde geldt voor de zuidelijke schans, waarvan op de kaart uit 1850 helemaal niets meer is terug te vinden. Als we aannemen dat de vondsten uit de vulling van de dichtgegooide grachten komen, is de locatie nu bij benadering bekend. Samenvattend kan gesteld worden dat de schansen ruim vóór 1850 grondig zijn gesloopt. De vondsten dateren van rond 1600 tot de tijd van Napoleon. Dankzij de vele gevonden musketkogels is bewezen dat een van de schansen rond 1800 nog in gebruik was. Feit is ook dat de metaaldetectorvondsten duidelijk hebben gemaakt dat er in Raamsdonk twee schansen waren, die nu figuurlijk gezien weer op de kaart staan. Met andere woorden: amateurarcheoloog Hans Wagemakers heeft met zijn metaaldetector geschiedenis geschreven.
De vondsten van Hans Wagemakers zijn op 11 en 12 november te zien in museum De Roos te Geertruidenberg. Zie artikel elders in deze editie.