Het lijkt zo vanzelfsprekend: dagelijks spoel je zonder nadenken zowel de kleine als de grote boodschap moeiteloos weg in de wc. Het geheel wordt via een ingenieus gangenstelsel (lees: het riool) afgevoerd naar een centrale plaats. Daar wordt het spoelwater zo goed mogelijk gereinigd en mag het water terug de natuur in. Poep en plas worden ingedikt en kunnen als compost gebruikt worden.
Zestig jaar geleden
Op heel veel plaatsen in ons land zijn er al langere tijd echte toiletten inclusief een rioolsysteem. Toch hadden sommige plaatsen in Nederland nog tot in de jaren zestig van de vorige eeuw geen gesloten systeem. Het vieze toiletwater kwam samen met het afwaswater vaak in een sloot terecht. Gelukkig is dat voor ons verleden tijd. Helaas zijn we wereldwijd nog lang niet zo ver en worden dagelijks mensen ziek van het niet goed verwerken van poep en plas.
Een terugblik
Heel lang kwamen menselijke uitwerpselen, met name op het platteland, in ondergrondse gierkelders terecht. Deze massa werd enkele malen per jaar door de heer des huizes leeggeschept en over de eigen moestuin verdeeld. Hij gebruikte voor het scheppen een soort van emmer aan een lange steel. Niet het leukst karwei. Bij de boer kwam de menselijke poep samen in de grote gierkelder bij de ontlasting van onder andere de koeien. Bij particulieren stond er in menig huis een houten ton waarboven een plank met een gat. Broek naar beneden, drol laten zakken en plons in de ton. Eenmaal per week werd deze strontton opgehaald door gemeentewerkers. Hun wagen werd vaak aangeduid als de Boldootwagen, denkend aan Boldoot Geurwater. De billen werden afgeveegd met repen papier, waarvoor het dagblad in stukken werd geknipt. Het laatste nieuws kon je dan lezen op je eigen billen (ha-ha-ha). Al die viezigheid op één hoop zorgde al snel voor nare en besmettelijke ziektes. Toen ons land zo’n honderd jaar geleden werd omgewoeld en er in dorpen en steden rioolstelsels werden aangelegd, was dat een hygiënische zegen.
Vrolijke vierkante meter
Heel lang was men blij met de wc die drol en plas wegspoelden door aan een touw te trekken dat verbonden was met een bak water boven het toilet. Ergens in de jaren vijftig en zestig kreeg ook de gewone man het langzaam maar zeker financieel wat beter. Het eenvoudige hokje met alleen een wc pot maakte in nieuwbouwhuizen plaats voor een wat grotere ruimte. Opeens was daar ruimte voor een eigen wasbak (vaak fonteintje genoemd) zodat je na de stoelgang niet meer in de keuken je handen hoefde te wassen. Huizen kregen een eigen badkamer met later ook daar een toilet. De luxe kon niet op want de vrolijke vierkante meter kreeg tegeltjes aan de muur en op de vloer, een luxe toiletrolhouder en een ingebouwd spoelsysteem. Even op de knop drukken en weg is de drol. Kan het nog mooier? Jazeker want op veel wc’s was het koud, vooral omdat ze meestal tegen de buitenmuur (voor de frisse lucht middels een wc-raampje) werden gesitueerd. Er kwam behoefte aan ook een radiator in het toilet of zelfs vloerverwarming. De poepdoos of plee groeide in minder dan vijftig jaar uit tot een aangename ruimte waar het goed toeven is.