In een tijd waarin onze oosterburen plannen smeden om alles wat uitheems of niet aangepast is te deporteren en in Den Haag een blonde goeroe zit die meent dat we onze grenzen kunnen sluiten wordt er ook al gesproken over het “ausradieren” van exotische dieren en planten.

Grappig is dat er in alle drie een positieve betekenis te vinden is. Bij de eerste twee gaat het om het welzijn van het eigen volk. Dat dit helaas niet bestaat doet even niet ter zake, het gaat om het hier en nu met om de geboortegrond een hek van prikkeldraad. Gelukkig zijn we daarbij vergeten wat onze geachte en geliefde koningin zich eens liet ontvallen ‘De Nederlander’ bestaat niet (naar wens te vervangen door ‘De Duitser’, ‘De Turk’ of ‘De Marokkaan’). We hebben allemaal roots die naar alle windrichtingen uitwaaieren. Helemaal teruggaand in de tijd stammen we af van een kleine groep Homo sapiens die vanuit oostelijk Afrika de wijde wereld ingetrokken is.

Over exoten in onze biodiversiteit heb ik al vaak geschreven in deze column. Daarbij gaat het altijd om recente nieuwkomers die zich met ellebogenwerk een plek in onze mini landje trachten te veroveren. Op zich is daar niets mis mee, natuur kent geen grenzen en met veranderingen in klimaat of geografie zullen soorten altijd in beweging blijven. Waar het om gaat zijn door ons geïmporteerde exoten die een enorme impact hebben op hun omgeving. Denk aan die gezellige rivierkreeften uit Noord-Amerika. Alles verdwijnt in hun hongerige bek, ze graven gangen in dijken en brachten ook nog eens de kreeftenpest mee waardoor onze eigen rivierkreeft het loodje legde. Dichter bij huis gaat het o.a. over bomen die eens geplant werden als snel groeiend hout voor de papierindustrie en houtzagerijen. Douglas, fijnspar, lariks en Amerikaanse eik werden bij tienduizenden o.a. naar Brabant getransporteerd en in keurige rijen aangeplant. Geen houtvester die er aan dacht dat onze zandgronden eigenlijk niet geschikt zijn voor deze soorten. Droogteen gebrek aan essentiële mineralen tasten geleidelijk de vitaliteit van lariks en spar aan. Douglas en Amerikaanse eik houden het wel vol maar ondertussen zorgden hun nauwelijks verterend blad en naalden voor een verstikkende zure deken op de toch al zo geteisterde bosbodem. Brabantse bladeters lusten deze exotische kost ook al niet. Pas als de boom zieltogend ter aarde stort of storm Piet een tak afbreekt staan Hollandse schimmels klaar om korte metten te maken met deze allochtone Nederlanders.

In het groenste “dorp” van onze prachtige gemeente is inmiddels een duidelijke keus gemaakt. Voor de soort mens wordt een inclusief beleid gevoerd. Mits er woonruimte is mag iedereen er zich thuis voelen. Het complete alfabet van A tot Z wordt er met open armen begroet. Maar zodra het gaat om houtige Brabanders verstrakken de regels. Markante laanbomen of monumentale woudreuzen uit alle windstreken worden er uiteraard gekoesterd. Zodra het echter gaat over Amerikaanse eiken, fijnsparren en lariksen mag al vlot de kettingzaag opgestart worden. Geen kaalslag maar vervanging met inheems groen is het motto. Steeds zoekend naar soorten ecologisch het best passen bij het lokale micro en macro milieu. Zomereik en ruwe berk op de droogste en armste grond, zwarte els en boswilg op nattere plekken. Fladderiep, wilde appel, zoete kers, kleinbladige linde en veldesdoorn staan als suggesties klaar voor tuinen met een wat rijkere bodem. Groot voordeel van al deze soorten is hun snel verterende blad wat een rijk bodemleven oplevert. Maar ook de lokale insecten- en vogelfauna wordt jubelend blij van deze initiatieven op de Stille Wille.