Uw columnist wordt wel eens een muziekbarbaar genoemd. Geen enkel ritme gevoel en zo vals als een schorre kraai als er weer eens het al decennia herhaalde lied uit zijn keel komt. Met verbazing luistert hij naar verhalen over muziekfestivals waar één van zijn bonusdochters gouden euro’s betaald om binnen te komen en vervolgens oorbeschermers nodig heeft om van de meest verschrikkelijke klanken te gaan zwijmelen. Hoe harder hoe beter lijkt het wel tegenwoordig.

Gelukkig voor hem en al die anderen staat er elk jaar een geheel gratis muziekfestival op de agenda. Twee keer per dag en dat zeven weken lang. Met voor in de pauzes wat improvisaties waarmee je alweer verlangend mag uitkijken naar het volgende optreden van het mega orkest. De eerste drie weken is het wat rommelig, om de paar dagen schuiven er weer nieuwe muzikanten aan totdat rond 25 april het ensemble op volle sterkte is. Rond die tijd kan het aanvangsmoment wel wat lastig worden. Elke dag is er wel een vast moment maar dat is dan wel zonsopkomst. En zo rond vijf uur in de ochtend is het toch voor de meesten onder ons een wat lastig moment om onder het dekbed uit te kruipen en flierefluitend de dag tegemoet te gaan. In huize “De Regenboog” is dat echter nooit een probleem: de natuurgenietster, door mij ook wel echtgenote of Brabantse prinses genoemd, gaat met de kippen op stok en als de haan van de overburen kukelt is ze weer klaar wakker.

De spelers van dit orkest zijn allen gehuld in een verenpak. Vaak nog spliternieuw, goed verzorgd en glanzend want het gaat niet alleen om de mooiste klanken maar ook om de show. Zwart gerokte merels en zanglijsters in het bruin zijn echt een stelletje Jantje Ongeduld. Al voor aanvang van de dag gaan ze in vol crescendo los. Letterlijk tegen elkaar optoeterend want muziek maken is voor hun meer dan kunst. Het gaat om indruk maken op hun schones maar ook om aan alle andere zangers te laten horen dat zij recht hebben op juist die plek. Roodborstjes volgen daarna. Wat zij in volume minder hebben maken ze goed in kleur. Fier de rode borst vooruit en dan maar los gaan. Winterkoninkjes kiezen voor juist de andere kant. Ze zijn te klein om ook maar enigszins op te vullen. En dus zetten ze de versterker aan met midden in hun vaste repertoire een keiharde wekker die lijkt af te lopen. Vinken kiezen voor een aantal indrukwekkende eind noten. Met hun vinkenslag lijkt het wel of er een uitroepteken achter hun voordracht gezet wordt.

Vanaf de tweede week april zijn ook de zwartkoppen present. Zij kiezen voor volle klanken, mooi gepolijst en helder door bos, park en tuin galmend. Omdat ze wat later ingestapt zijn blijven ze ook wat langer. Tot halverwege de ochtend mogen we er van blijven genieten. De fitis is er dan ook. Liefst op een wat nattere plek en steeds weer een klaterende waterval imiterend. Helemaal achteraan sluitend komen in de tweede helft april ook de gekraagde roodstaarten en bonte vliegenvangers uit het verre Afrika binnen fladderen. Zij zorgen voor de bijzondere noot in het koor. Wat saaier dan de zwartkop maar wel exotisch genoeg om voor op stand te zijn.

Uiteraard zijn er ook meelopers in het voorjaars vogelfestival. De tjiftjaf kan niet meer dan zijn eigen naam eindeloos herhalen. Een koolmees is slechts een doorgedraaide fietspomp, boomklevers zijn lawaaimakers en andere mezen, boomkruipers en goudhaantjes zijn er voor de fijnproevers die met elk piepje weer een kruisje kunnen zetten.

Beste lezers, geniet ook dit voorjaar weer van het vogelkoor.