ZIJN VERLEDEN EN HEDEN NIET ZONDER BETEEKENIS
Verleden en heden. Goede en Slechte tijden. Verhalen, herinneringen van toen en nu, willen wij opnieuw onder uw aandacht brengen. Bent u geïnteresseerd in de geschiedenis van Oosterhout, bezoekt u dan onze website: www.hkoosterhout.nl
Alle verhalen uit de oude doos zijn letterlijk overgenomen uit oude Oosterhoutse weekbladen. Voor elk verhaal is de datum waarop het verhaal is geschreven vermeld.
Uit het; “KANTON OOSTERHOUT” van Zaterdag 8 en 15 november 1941.
ZIJN VERLEDEN EN HEDEN NIET ZONDER BETEEKENIS. (1)
’k Had even goed een anderen titel kunnen gebruiken; deze laat echter aan duidelijkheid niets te wenschen, en is dus verantwoord; al zal ik aan ’t slot nog dienen mee te deelen, wat ik over Oosterhout ga schrijven.
Als ik tot titel gekozen had: “0ns Heem”, dan zou die mij persoonlijk misschien nog beter hebben bevallen, dan die nu aan ’t hoofd van dit artikel prijkt; maar ik vreesde, dat hij sommige lezers zou afschrikken. “0ns Heem” immers doet direct denken aan ’t moderne begrip Heemkunde, en vrij velen kunnen hun belangstelling niet geven aan een artikel, dat daarover handelt. De Heemkunde immers heeft tot voorwerp: verleden en heden van ons heem, en dat is in de eerste plaats Oosterhout; al kunnen wij ook onze streek, de Baronie van Breda dus, en zelfs heel Noord-Brabant ons heem noemen. En nu is het wel eigenaardig, dat men grepen uit de geschiedenis van ons vaderland, of zelfs uit de wereldhistorie meestal met de grootste interesse leest, doch slechts matige belangstelling kan opbrengen voor de geschiedenis zijner eigen naaste omgeving.
Wie dat gebrek aan belangstelling grondt op gemis aan belangrijkheid, is er glad naast. Het verleden, óók van Oosterhout, is uiterst interessant en zou ten volle waard zijn door een geheel deskundige te worden geboekstaafd.
En ook het heden is niet zonder beteekenis, verre van dat. Maar wie het verleden kent, zal het heden anders, en in de meeste gevallen beter waardeeren.
Reeds geruimen tijd geleden zijn er pogingen aangewend om tot een voorloopig klein museum voor en over Oosterhout te komen. Jammer genoeg vernamen we daarvan de laatste maanden niets meer. We willen hiermee niet zeggen, dat er niet meer aan wordt gewerkt; maar alleen dat we er niets meer van vernamen. Er niet meer aan werken zou al erg jammer zijn; want plaatwerken, oude kaarten, sieraden, gebruiksvoorwerpen enz. kunnen ons vaak een frappanten kijk geven op het leven onzer voorouders, en meehelpen om ons in staat te stellen de ontwikkeling na te gaan, die Oosterhout de laatste honderd, tweehonderd jaar en meer heeft doorgemaakt, de ontwikkeling die aan onzen tijd voorafging, dien voorbereidde, er het fundament voor vormde.
Past. Peters z.g. heeft ons ’n grooten dienst bewezen door enkele historische feiten van religieuzen aard te doen vastleggen in de gebrandschilderde ramen van den zuidelijken gevel onzer St. Jan-kerk; en groot was het aantal aanteekeningen, die hij ons naliet, en die men, naar ik hoop, bewaren en ordenen zal, om ze, in welken vorm dan ook, ter beschikking te stellen van hen, die wat meer willen weten omtrent Oosterhout’s verleden. Vergis ik mij niet, dan heeft Pastoor Peters zich vooral verdiept in de geschiedenis van onze St. Jan-kerk, die, zooals men weten zal, niet altijd in ’t bezit van de katholieken was; uit welk ééne feit al reeds te distilleeren valt, dat er hier tijden van felle strijd zijn geweest, van veel leed zeker ook. Wij willen met bovenstaande niet beweren, dat het geheel uitgewischte verleden, het verleden, dat alleen nog uit geschriften is te leeren kennen, ons het belangrijkste voorkomt; we wezen immers reeds op de wenschelijkheid van een, al was ’t nog zoo bescheiden, museum, waar wij door afbeeldingen en voorwerpen tot het verleden kunnen teruggaan.
Voorwerpen van deze beteekenis zijn er echter ook in nog groote mate aan den openbaren weg: in den vorm van huizen en andere gebouwen, of fragmenten daarvan; terwijl ook de namen onzer straten ons dikwijls een goeden kijk geven op dingen en toestanden uit vervlogen tijden.
Door eenige volkomen pretentielooze artikeltjes hopen wij meer belangstelling te wekken voor ’t geen de straat ons te zeggen heeft over ons mooie stadje. Die belangstelling moge de liefde voor de eigen woonplaats vergrooten; zooals beter kennen immers ook in ander opzicht vaak leidt tot beter waardeeren.
ZIJN VERLEDEN EN HEDEN NIET ZONDER BETEEKENIS (2).
Aan het eind van ons eerste artikel was sprake van pretentielooze artikeltjes. Dit is ons voor 100 proc. ernst. Wetenschappelijkheid gelieve men er dus niet in te zoeken of van te verwachten. Bovendien gelieve men er rekening mee te houden, dat er, geschiedkundig, omtrent Oosterhout, verschillende dingen allerminst vast staan. Geven wij in deze een bepaalde lezing, dan geven wij ze ”naar beste weten”.
Er zijn in onze gemeente meerdere personen, die belangstellen in Oosterhout’s verleden, enkelen, die daarover zelfs lectuur en platenmateriaal te hunner beschikking hebben. Wij zouden het zeer interessant en prettig vinden, wanneer zij straks, al of niet naar aanleiding van ons pogen, den lezers van het Kanton onthalen wilden op wat zij aan belangrijks en wetenswaardigs te berde kunnen brengen.
De eerste vraag, die een belangstellend vreemdeling ons eens stelde, was: ”Wat is naar Uw meening de oudste kern, waaruit het tegenwoordige Oosterhout zich geleidelijk heeft ontwikkeld ?” Die vraag is gemakkelijker gesteld dan beantwoord. In den regel ging het met het ontstaan van steden en dorpen zoo: Een machtig heer bouwde een kasteel of sterkte en daar rondom, althans daar buiten, vestigden zich verschillende van Hem economisch afhankelijke gezinnen, of gezinnen, die de nabijheid van den burcht zochten ter wille van hun veiligheid. Is het hier ook zoo gegaan, dan zou het kasteel Huize-ten-Strijen de verwekker zijn geweest van de kern, waaromheen het latere Oosterhout ontstond.
Dit kasteel is gebouwd in opdracht van Heer Willem van Strijen, in 1289, wat natuurlijk zeggen wil: in de jaren om 1289, want een reusachtig bouwwerk als dit richt men niet op in een enkel jaar; in dien tijd, met zijn beperkte hulpmiddelen, natuurlijk heelemaal niet.
Later is het bewoond door Willem van Duivenvoorde, die Oosterhout in leen kreeg van Jan van Polanen, een rijke edelman, gesproten uit het oud-adellijke geslacht van Wassenaar in Holland, die in 1350 de stad en ’t land van Breda, waartoe ook Oosterhout behoorde, kocht voor bijna 54000 gulden, voor dien tijd natuurlijk een zeer hoog bedrag.
Rondom dit kasteel schijnt vroeger een prachtig bosch te hebben gestaan; men spreekt immers nu nog van het Slotbosch, het bosch, behoorende bij het slot of kasteel. Ook de naam ”het Bosch” herinnert daar nog aan; dat is immers de woonwijk ten zuiden van de plek, waar vroeger het kasteel stond, en die wellicht is gebouwd op grond, waar tevoren een gedeelte van ’t Slotbosch, na verkoop, was gerooid. Een gedeelte, want het Slotbosch is daartoe niet in zijn geheel onder de hakbijl gekomen. Zeventigers zullen zich nog de prachtige eiken- en beukenlanen herinneren, waarheen zij met vader gingen wandelen, en waar zij door kwamen, wanneer zij met Paschen op de weiden langs de haven gingen eieren ”bollen”.
Jammer genoeg is dit restant van ’t eenmaal machtige bosch ten slotte in particuliere handen gekomen, en later verkocht. De firma Verschure heeft heel wat kilo’s margarine verzonden in vaatjes, die de firma Simons uit een gedeelte van de boomen van ons Slotbosch heeft vervaardigd.
Het schijnt, dat het kasteel tijdens de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten werd belegerd, en, nadat de toenmalige bewoner met zijn familie was gevlucht, leeggeroofd en in brand gestoken. In 1714 stonden er nog twee z.g.n. torens van. Eén werd afgebroken en de grootste door de gemeente Oosterhout gekocht, om hem als historisch monument voor het nageslacht te behouden. Aangezien hij bouwvallig was en er gevaar voor instorten dreigde, heeft men hem enkele tientallen jaren geleden gerestaureerd. Daar staat hij nu nog tusschen wat spookachtig aandoende boomen als een herinnering aan een groot verleden, omringd door een sloot, die men valschelijk voor overblijfsel van de eenmaal breede slotgracht aanziet, achter een gammel houten hek, carricatuur van de eens geweldige slotpoort.
Weinigen richten tegenwoordig hun schreden nog naar de ruïne van het eenmaal trotsche Huis-ten-Strijen. De Hoofscheweg, voor eeuwen de groote weg naar het Hof, - vandaar zijn naam - geniet slechts zelden de eer door een minnaar van vervallen grootheden te worden betreden. (Wordt vervolgd) (FVW)