In een grijs verleden heb ik op drumles gezeten, samen met mijn broer. Voor hem – als gitarist - was het meer een uitbreiding van zijn muzikale mogelijkheden. Ikzelf had hierin totaal geen ambities. Ik deed het omdat mijn moeder vond dat ik geen slag uitvoerde. ‘Dan ga ik drummen’, zei ik.
Trots als we waren, lieten we onze drumleraar bij de derde les weten, dat we al in staat waren om een nummer volledig mee te kunnen drummen. We gaven hem het cassettebandje waar het nummer op stond. Brandend van nieuwsgierigheid stopte hij het in de recorder, terwijl wij ondertussen achter de slaginstrumenten plaatsnamen. Wij hielden drie minuten lang de stokjes in de aanslag terwijl het nummer ‘Dust in the wind’ van Kansas uit de speakers klonk. Een nummer waar helemaal geen drumsound in voor komt. De drumleraar viel achterover van het lachen.
Om thuis op de vliering wat te kunnen oefenen, kocht ik samen met m’n broer een goedkoop drumstel. Via via waren we in contact gekomen met een plaatselijke sjacheraar. Iemand die rommelde in allerlei zaakjes, waarvan de meeste toch wel een beetje stonken. Maar ach, hij was verder best een aardige gast. En, wat voor ons belangrijker was… hij had een gloednieuw drumstel staan. Voor slechts 100 gulden!
De snoodaard nam ons mee naar een muf, donker schuurtje, trok wat oude dekens weg en verlichtte zijn aanbieding met een zaklamp. Hij deed wel een beetje vaag over de afkomst. Samenvattend kwam het er op neer dat het ergens van de vrachtwagen was gevallen. Hij reed er toevallig net achter. Jaja…
Omdat er van zo’n koopje weinig viel af te dingen, begonnen wij dus de prijs maar op te voeren. ‘Opdingen’, heet dat in handelsjargon. Daar waren wij nu eenmaal keien in, was algemeen bekend. Kennelijk nog niet bij hem. Want hij keek er raar van op. ‘Ik hoef er echt maar 100 gulden voor te hebben’, herhaalde hij wel vijf keer. Maar we hielden voet bij stuk, waren ook niet te vermurwen: ‘We betalen 300 gulden en geen cent minder!’ Opdingen ging ons altijd al goed af.
Een paar maanden later had ik een optreden in de Koepelgevangenis te Breda. Voor een groep van veertig gevangenen was ik uitgenodigd om een komische presentatie te houden! Het waren stuk voor stuk lichtgestraften, de zogenaamde kruimeldieven.
In een betoog van een halfuur heb ik toen uitgelegd wat de tien beste tips waren om uit De Koepel te kunnen ontsnappen. Nog nooit heb ik zoveel ongelovige blikken op me gericht gezien. Zelfs de hint dat ze het beste kunnen verdwijnen tijdens de ‘Open Dag’ kwam blijkbaar niet over. Zelfs in De Koepel werd niet begrepen: ‘Alles is dan open en je kunt dan zo weglopen.’ Ze zagen er de grap niet van in!
Na afloop van mijn ‘speech’ liepen alle gevangenen in een rij voor mij langs, begeleid door evenzoveel bewaarders. Eén gevangene meende ik te herkennen. Maar waarvan? Ik kwam er al snel achter. In het voorbijgaan fluisterde hij: ‘En Andy, is ut un fain drumstelleke?’