Verleden en heden. Goede en Slechte tijden. Verhalen, herinneringen van toen en nu, willen wij opnieuw onder uw aandacht brengen. Bent u geïnteresseerd in de geschiedenis van Oosterhout, bezoekt u dan onze website: www.hkoosterhout.nl

Alle verhalen uit de oude doos zijn letterlijk overgenomen uit oude Oosterhoutse weekbladen. Voor elk verhaal is de datum waarop het verhaal is geschreven vermeld.

Uit het Kanton van donderdag 20 februari 1969

Het was....dagen Carnaval (vervolg)

Als we schrijven, dat het WAS, dan willen we daarmee niets anders zeggen dan dat het nu achter de rug is. En voor een Feest als Carnaval betekent dat meteen: punt erachter, niet meer over napraten. Met napraten doe je immers feitelijk onrecht aan dit heel aparte, dat Carnaval heet.

Nu, alweer enkele dagen na dit „ondergaan,” of „opgaan-in” van een pret, van een roes, als we eerlijk zijn en als we echt carnaval hebben mogen beleven, heeft het absoluut geen zin meer om na te praten, om alle mogelijke herinneringen terug te halen. Hoogstens kun je ze bewaren, omdat het „lekker eten” was. Maar het echte is voorbij, voorgoed, omdat een volgend carnaval ook weer anders is.

Op het gemeentehuis, met het volledige dagelijkse bestuur van onze gemeente, met de Raad van Elf, met de echtgenote van Burgemeester Elkhuizen, (ze kon welhaast een Brabantse zijn) en met de burgervader zelf, na afdracht van de stadssleutels, in boerenkiel en das. Of hij die ook alle drie dagen verder gedragen heeft, we weten het niet, maar we wensen het hem wel toe, want dat zou betekenen: drie dagen af van de zorgen voor een gemeente, die ... ja, excuseer, dat we er misschien enkele duizenden naast zijn — dreigt te groeien naar een inwonertal van dubbel zoveel als ze nu telt. Al die zorgen nu eens enkele dagen, en dan helemaal anders dan tijdens een desnoods Oosterse vakantie, van je afzetten, ja overdragen aan een Prins, het moet een verkwikking zijn, die vraagt om een koele dronk, met dubbele vinger schuim.

We hadden weer onderscheidingen; verdiend, met ere en over vele jaren werken voor Oosterhouts Carnaval. We hadden, de Boerenhofkapel, die — laten we eerlijk zijn — eigenlijk het begin maakt, ja is van het Oosterhoutse Carnaval, gips om het been of niet, als men begrijpt wat schrijver bedoelt. Want wanneer deze kapel binnendringt in het heilige van het Stadhuis, dan breekt alles los, wat opgekropt zit, dan gaan de sluizen open van volledige overgave aan het plezier van leut, dronk en dans, van overgave aan dat eigene van ieder apart, dat van zijn dagelijkse omhulsel wordt ontdaan om — om in de moderne stijl te blijven — naakt tevoorschijn te treden in de gelijkheid van ieder aan de ander. Tenminste .... wanneer men begrijpt wat Carnaval betekent, wat het is. Wie er niet in slaagt het Stempel van positie, van stand, van invloed en macht, van gezag en aanzien, van zich af te zetten, is eigenlijk niet de volledige carnavalsvierder, ook al heeft hij, in besloten kring bijvoorbeeld, nog zoveel plezier. Het echte Carnaval laat alles los wat onderscheidt.

Drie dagen. Met een optocht aangevangen. Onder weinig belangstelling, op de Markt reeds. Het was allemaal te winters, te koud; voor de kinderen en voor de wat ouderen; en ook voor de wat jongeren zo te zien. Jammer, want wat is een optocht zonder publieke belangstelling, medeleven van duizenden; zonder toejuichingen, bijval. En zeker een optocht met hoogtepunten, zoals deze Carnaval bracht. Natuurlijk, er waren ook nu weer enkele lagere eenheden; er was hier en daar wat minder afgewerkt, maar dat valt weg tegen de resultaten van fantasie, van weken werken en enthousiasme van een groot aantal deelnemers. De optocht was goed, echt goed, met een aantal boeiende momenten en had groter belangstelling verdiend.

En zo was eigenlijk alles. Maandag de boerenbruiloft, ook al vond die ditmaal voor de eerste keer „binnenshuis” plaats, ook alweer vanwege het barre van het weer. Zo was het bij de bezoeken door Prins en gevolg aan De Doelen (die hadden vorige week al een eigen carnavalsavond gekend, enorm) en aan de andere bejaarden. Zo was het met alles, wat er drie dagen te beleven viel en wat Oosterhouts Carnaval maakte tot een volledig succes.

Of er nog wensen zijn? Misschien. Misschien behoort b.v. dat uitreiken van onderscheidingen aan „eigen” mensen minder thuis op de zitting ten raadhuize dan op b.v. een prinsenbal of andere interne samenkomst. Misschien moet er gezocht worden naar een vorm waarbij het stille, het afwachtende tijdens het verblijf op de Markt wordt opgevangen. Desnoods een veldprediker, maar dan bedoeld in carnavalsstijl. Misschien nog wat meer muziek, welk soort ook, maar in ieder geval, lawaai, doorheen de optocht, zodat het een voortdurend en onafgebroken geloei wordt, dat de belangstellende kijkers geen kans geeft om stil te blijven staan.

Allemaal „misschien” voor de zwartkijkers hoor, want: doe het maar na.

We praten er niet meer over. We schrijven er niet meer over. We denken er niet meer over. Het is voorbij, zoals het was. Het is voorbij, en dat is goed.

En . . . we moeten eigenlijk niet krampachtig trachten het tussendoor nog eens terug te halen . . . zoals dat voorheen gebeurde tijdens het oude „halfvasten”. Want dat doet afbreuk aan het echte Carnaval.

Het was goed. Het deed goed. (FVW)

Het eerste deel van dit artikel kunt u lezen in het Weekblad Oosterhout van woensdag 14 februari jl.