Verleden en heden. Goede en Slechte tijden. Verhalen, herinneringen van toen en nu, willen wij opnieuw onder uw aandacht brengen. Bent u geïnteresseerd in de geschiedenis van Oosterhout, bezoekt u dan onze website: www.hkoosterhout.nl
Alle verhalen uit de oude doos zijn letterlijk overgenomen uit oude Oosterhoutse weekbladen. Voor elk verhaal is de datum waarop het verhaal is geschreven vermeld.
Uit het NIEUWSBLAD voor het KANTON OOSTERHOUT van zaterdag 28 februari 1948.
HISTORISCH BELANGRIJKE VONDST TE OOSTERHOUT (VERVOLG)
Enige weken geleden werd de Zeer Eerw. Heer Pastoor van de parochie St. Jan aangenaam verrast door de mededeling van zijn dienstbode, dat zij op de zolder een oud schilderij had gevonden, welk gebeuren de ontdekking zou blijken te zijn van een belangrijke middeleeuwse triptiek
De binnenzijde der zijluiken is deerlijk gehavend, zoals op de foto duidelijk te zien is. Vooral het luik van Josyne (rechts) heeft veel geleden. Op de foto ziet men echter niet de vele en vrij grote plekken waar de verf nog wel opzit, doch waar ze geheel gescheurd en geschilferd is. Dit bemoeilijkt de restauratie, die dringend nodig is, ten zeerste. Deze schilfers immers moeten allen stuk voor stuk opnieuw op het eikenhouten paneel bevestigd worden wat een minutieus, tijdrovend en kostbaar werk is.
Het andere zijluik, dat van Adriane, is niet zo ernstig beschadigd door schilfering, alhoewel ook hier vrij grote plekken aanwezig zijn. Dit luik bevat echter drie grote scheuren in het paneel tegenover het andere een, zij het dan ook dat deze ene ernstiger van aard is.
Het middenpaneel bestaat uit twee delen welke geheel van elkaar en uit de lijst zijn. Voor de foto zijn ze er even los ingelegd. Het schilferen van de verf is hier zeer beperkt gebleven en komt slechts op enkele plaatsen voor. Het stuk is in olieverf geschilderd, doch duidelijk is te zien hoe de verven individueel verschillend gereageerd hebben op hetgeen ze te doorstaan kregen, zoals vochtigheid en het vergaan door ouderdom. Zie bijvoorbeeld eens hoe gaaf de witte halsdoek van Maria gebleven is, duidelijk is de schaduwwerking nog te zien in de mooie natuurlijke gevormde plooien. Eveneens is het tere, ragfijne sluiertje van Adriane Monincx goed behouden alsmede de geplooide witte manchetten der beide dames. Waarschijnlijk hebben we dit te danken. aan het vele loodwit wat in deze verf verwerkt is en zich buitengewoon goed houdt.
Hoe geheel anders is de in roodbruine kraplak geschilderde mantel van Maria tot ons gekomen! Tekening en schaduwwerking zijn volkomen verdwenen terwijl het geheel vervlakt, egaal en doods van kleur geworden is. De onbedekte lichaamsdelen, gezichten handen en het Lichaam van Christus, zijn vrij goed behouden, alhoewel ook hier restauratie, spoedige en vakkundige, de gebiedende eis blijft.
Zie eens naar die fijne, zorgvuldig geschilderde gezichten en handen van de schenkster op de zijluiken. Keurige stukjes van middeleeuwse detailkunst; men ziet hierin nog de overgang van het miniatuur tekenen naar de schilderkunst. Alhoewel de handen alle natuurlijkheid missen en als het ware versteend schijnen, zijn ze toch mooi en fijn gevormd. Hoe onbarmhartig, naar de natuur getrouw heeft de schilder de oude dame afgebeeld met haar lelijke spitse neus, plooien om haar mond en rimpels in het voorhoofd!
Bekijk hierna eens het onschuldige zachte gezicht van Josyne, nog week en ongevormd met fletse ogen. Waarlijk, een aardig contrast! Toch zien we ook in deze beide vrouwengezichten die eigenaardige stille zachtheid die toch wijst op een, over het algemeen ander karakter van de vrouw in die tijd.
Die zekere stille wijding die van het gehele stuk uitgaat, is het juist wat ons in de gehele triptiek, evenals in vele andere middeleeuwse stukken, het meeste aantrekt.
Geheel anders dan op de zijpanelen, werkt de schilder echter in het middenpaneel. Zou men zeggen dat de zijpanelen van Vlaamse afkomst waren, althans van een schilder uit een Vlaamse school, ’t midden luik is lang niet vrij van Italiaanse invloeden. Men zou naar de stijl van schilderen gezien, zelfs een andere maker aan kunnen nemen ware het niet dat andere factoren het tegendeel bewijzen.
De kleuren, vooral van de achtergrond, getuigen echter zo sterk, dat men wel aan moet nemen dat ze van hetzelfde palet zijn. Vergelijk in dit verband eens het gezicht der Mater Dolorosa met die van de beide dames. Zijn de laatste het voorbeeld van innerlijke en natuurlijke rust, het gezicht van Maria vertoont een gemaakte en gezochte aandoening. Het is min of meer melancholiek en vertoont in ieder geval niet de expressie van hartroerend en diepvoelend medelijden met Haar Goddelijk Kind, noch die van eigen lijden.
Ook het gelaat van de Zaligmaker is niet dat van iemand die door lijden en uitputting gestorven is. Het maakt op zichzelf gezien niet de indruk van een dode te zijn, terwijl een dergelijke houding van het hoofd voor een dode onmogelijk is. Dit alles wil niet zeggen dat ook het middenpaneel geen goede kwaliteiten bezit. Het Lichaam van Christus is anatomisch juist geschilderd, evenals de lichtwerking hierop zeer goed is gezien. De handen van Maria zijn zeer mooi en nauwkeurig detailwerk, alhoewel de schilder, in het enigszins bevreesd zijn voor het H. Lichaam, wat hij er waarschijnlijk in uit heeft willen beelden, niet volkomen geslaagd is. Als gevolg hiervan maken vooral de linker hand en arm een vrij stuntelige indruk.
De achtergrond van het middenpaneel is zoals zij op middeleeuwse stukken voorkomt. Vooral de rechterzijde herinnert ons weer sterk aan de oude miniaturen die, hoe klein ze ook zijn, indruk maken door hun fijnheid en knapheid van schilderen.
Zoals reeds gezegd behoeft het geheel zeer dringend een grondige en vakkundige restauratie. Deze zal echter de vele kosten die de kerk reeds heeft, klokken, ramen, enz., niet onbelangrijk vermeerderen. Aangezien dit stuk echter niet alleen voor de betreffende parochie maar voor geheel Oosterhout een historische waarde heeft en bovendien de kunstwaarde niet onaanzienlijk is, zal door samenwerking van verschillende instanties de restauratie tot stand moeten komen.
De Heer H. Mertens restaurateur aan het Rijksmuseum te Amsterdam, die destijds ook de Nachtwacht gerestaureerd heeft, toonde zijn persoonlijke belangstelling toen hij enige weken geleden de triptiek op de pastorie bezichtigde. Naar zijn aanwijzing zijn ook reeds enige werkzaamheden begonnen, die op de eerste plaats bestonden in het vastleggen van de verf in de geschilferde gedeelten. Hier wordt niet bedoeld het zeer nauwkeurige en tijdrovende procedé waar hierboven reeds over gesproken werd, maar een spoedbehandeling waarbij een laag was over de gevaarlijke gedeelten wordt aangebracht om zo verdere beschadiging en verlies van de verfschilfers te behoeden. De uiteindelijke beslissing inzake de restauratie moet nog genomen worden dit zal waarschijnlijk eerst kunnen geschieden als bovenvermelde financiële moeilijkheden zijn opgelost.
Moge de medewerking van de diverse autoriteiten dermate zijn, dat deze zeer belangrijke triptiek voor Oosterhout en zijn geschiedenis behouden blijve. JAC. DE HOOG (FVW)
Het eerste deel van dit artikel kunt u lezen in Weekblad Oosterhout van woensdag 6 maart 2024. (FVW)