Ik heb er nooit over durven praten, maar het moet me nu echt van het hart. Zodat u niet raar opkijkt als ik het aan het doen ben. Ik praat de laatste maanden veel met stekkers en stopcontacten. Aanvankelijk deed ik dat nog stiekem, maar dat hoeft dus vanaf nu niet meer.
Ik vind stopcontacten heerlijke gesprekspartners. Ze blijven altijd rustig, in iedere situatie. En, nóg belangrijker, ze begrijpen me. Mensen hebben dat niet. Je vertelt tijdens een buurtuitje dat je last hebt van nierstenen en ja hoor, zij hebben ook nierstenen. Maar dan natuurlijk veel erger en veel groter. Stopcontacten hebben dat niet. Althans, ik heb nog geen stopcontact gesproken met nierstenen.
Stopcontacten hoor je ook nooit over menstruatieproblemen. Daar zouden vrouwen eens een voorbeeld aan moeten nemen. Ze klagen ook nooit. Terwijl ze toch vaak de meest gruwelijke dingen zien. Je zou het stopcontact maar zijn op de slaapkamer van Ali B., waar hij dagelijks bidt. Ik geef het je te doen. Of het stopcontact naast de spiegel van Wout Weghorst, dat iedere dag twintig keer aanhoort dat hij de beste speler van Nederland aller tijden is. Vooral stekkers prikken daar zo doorheen.
Stekkerdozen laten je bijvoorbeeld ook gewoon uitpraten. De zeggen niet midden in een zin ineens: ‘Weet je wie er trouwens ook weer bij elkaar zijn? Linda de Mol en Jeroen Rietbergen. Maar goed, ga verder.’ Dat dus.
En het maakt ook niet zoveel uit wat ik tegen een stekkerdoos zeg. Ze luisteren naar me, zonder dat ze ondertussen denken: Hoe laat moet ik ook al weer bij de pedicure zijn? Stekkerdozen en stopcontacten nemen me zoals ik ben. Ze zien de mens Andy Marcelissen en niet mijn te lage bloeddruk. Ze roddelen niet over mijn liefde voor BZN en Bonnie St. Claire.
Als ik in een kleedkamer ben, zoek ik altijd eerst naar een stopcontact. En zodra ik alleen ben dan begin ik een gesprek. Meestal stel ik me eerst voor, maar de meeste stopcontacten ken ik inmiddels wel, dus dat praat een stuk makkelijker. Daarna maak ik een compliment. Iets in de geest van: ‘Wat zie je er weer goed uit, met die twee gaatjes’. Dan is het ijs meteen gebroken. Daarna loopt het gesprek vanzelf.
In een doe-het-zelf-winkel loop ik altijd meteen door naar de afdeling stopcontacten. Ik word daar altijd sentimenteel. Mijn ome Frits knutselde vroeger namelijk verdeelstekkers in elkaar. Mijn vriendjes vonden dat interessant en kwamen vaak kijken. Ome Frits zei dan altijd: ‘Als je aan die rode draad zit, dan verander je binnen een seconde in een blik houtskool’. Onvergetelijk. Dat waren nog eens levenslessen.
Dus als jullie denken: wat zien we Andy de laatste tijd weinig meer onder de mensen, dan weet je nu wat de reden is. Optreden doe ik uiteraard nog wel, maar dan sta ik gewoon op een podium. Met zoveel mogelijk elektrapunten om me heen. Dan voel ik me veilig. Ik mis de sociale contacten niet eens. Daarom noemen ze het ook stop-contacten. Denk ik.