Ik was niet zo’n held op de kermis. Vrienden van mij gingen al op jonge leeftijd in de hooggaatie, maar ik durfde niet. Hoogtevrees. Maar dan de ergste vorm. Als ik over een drempel stapte dan begon het al te duizelen. Ik had zo’n hoogtevrees dat ik een paar dagen voordat de kermis begon het eelt onder mijn voeten vijlde.

Het was vooral ook de angst voor al die attracties. Ik was bang om doodgeschoten te worden bij de schiettent door een dronken schutter. En dat dat ook op de foto zou staan. Of aan een touwtje trekken en dan een teddybeer winnen. En dan een jaar lang uitgelachen worden. In mijn hoofd had ik het idee dat de kermisexploitant een schroefje was vergeten vast te draaien bij de cabines van de polyp en dan terug gevonden worden aan de achterkant van het raadhuis.

Terwijl mijn vrienden stoer in de botsauto’s zaten met een mooi mokkel ernaast, stond ik aan de zijlijn met een suikerspin. Ik was niet bepaald het prototype van een opschepperige kermiscasanova. Op de kermis kon je het makkelijkste meiden aan de haak slaan, zei men, dat was van vroeger uit al zo. Nou, ik ben één keer in de botsauto’s geweest met een meisje en moest na afloop van het ritje drie kronen laten vervangen bij de tandarts. De botsauto’s, als ik nu nog aan terugdenk heb ik al weer een tand door de lip. Ik was ook altijd te laat bij de botsauto’s met die suikerspin in mijn hand. Ik struikelde ooit over de rand toen ik een hap nam en heb toen een hele week met harde, roze wenkbrauwen naar school gemoeten.

De draaimolen, dat is de enige attractie waar ik leuke herinneringen aan heb. Ik zat meestal in de brandweerwagen. Niet achter het stuur, want dat vond ik nog net iets te eng. Maar gewoon achterin. En zo hield ik mijn handen vrij om ieder rondje naar mijn moeder te zwaaien. Mijn moeder peilde ieder rondje hoe ik er aan toe was. Als mijn gezicht niet te wit was weggetrokken dan kocht ze een nieuw kaartje bij de kassa. Mijn moeder schaamde zich daar niet voor. Ik was toen 23.

Toen mijn moeder een midden-tachtiger was, heb ik haar eens meegenomen naar de Tilburgse kermis. Daar was ze nog nooit geweest. ‘Dan gaan we op maandag’, zei ik, ‘want dan is het waarschijnlijk niet zo druk.’ We werden overspoeld door travestieten, leernichten, kaalsnorren, sportschoolgays, schandknapen en andere sterrenkijkers. Het bleek Roze Maandag te zijn. We zagen een manvrouw voorbij komen van twee meter tien met cup D en rode naaldhakken in maatje zwemvlies. Op een podium op het Piusplein hing een afro-nichtje in een paal. Een meid met een snor in een string danste op straat. Mijn moeder wist niet wat ze zag en bekeek het afwisselend lacherig, gegeneerd en afkeurend. Ze draaide zich om met haar rollator en zei: ‘Wulde noeg in de draaimolen?’