Goed, eigenlijk gaat er niks boven die echte Engelse humor. Althans, als je daar een tic van hebt meegekregen natuurlijk. Want om John Cleese en die anderen van Monty Python naar de kroon te willen steken is een schier onmogelijke opgave. Maar wie Dennis van Gemert daar boven op die kantelen met dat Franse accent bezig zag en hoorde hoe hij koning Arthur stond af te zeiken dan kwam dat toch verrekte dicht in de buurt. En al helemaal toen ook nog eens die koe over de muren werd gekatapulteerd.

Een waanzinnig decor, 185 schitterende kostuums, een geweldig orkest en een cast die niet alleen geweldig zong, maar ook danste en acteerde. En het fanatisme van die hele club (inclusief een man/vrouw of 100 achter de coulissen) kon je uit de allerkleinste details halen, zoals de opgetrokken bovenlip van Fleur van Midde tijdens een (alweer) uitermate geweldig gezongen nummer. Wat een stem heeft die meid.

Konijn van Troje

Het verhaal. ‘Koning’ Arthur is op zoek naar een aantal ridders (van de ronde tafel dus) en samen gaan ze op zoek naar de heilige graal. Hun reis te paard (lees: kokosnoten) langs verschillende werelddelen en seizoenen wordt enorm fraai, effectief en uitermate eenvoudig in beeld gebracht. Onderweg komen ze natuurlijk allerlei hindernissen tegen, zoals de Ridders die Ni zeggen, de tovenaar voor de grot met daarin het moordlustige konijn en het Franse kasteel (baretten en stokbroden aanwezig) dat ze met een (leeg) Konijn van Troje proberen te veroveren. En alles perfect uitgevoerd hè. De Zwarte Ridder die zijn ledematen verliest, de bekogeling van Arthur (en het publiek) met honderden pluchen beesten, de ‘pest-scene’ (ik ben nog niet dood), de meerminnen, Spamelot dat plots verandert in een nachtclub in Las Vegas (inclusief Chippendales), het ‘Always look at the bright side of life’ (in de depressieve bui van Arthur) werd massaal meegezongen en er stiekem ingelast, ‘een konijn, da’s pas fijn…’, de CanCan, Lancelot die uit de kast kwam, ‘hé joh, je zít in een musical’ (waarop het zaallicht aanging), het gepeupel van de dag die op rij 10 in stoel 10 zat, ‘ik ben alleen’ (denk aan Kaandorp met haar zware leven) met Patsy in een glansrol, de inclusiviteit, ja zelfs een tapdance. Geen wonder dan ook dat de Bussel vier keer zo goed als uitverkocht was.

Asterix

We schmieren ons een bult; een aalmoes voor de (afgehakte) ‘armen’ alstublief - nee, geen cash … geen probleem en de pinautomaat werd tevoorschijn getoverd; een boodschap voor de koning – twee dozen eieren en een kaas – toneelknechten verontschuldigen zich – foute briefje aan de pijl bevestigd; Lancelot die uit de kast komt en de YMCA komt tevoorschijn; watermilf .. ehhh…waternimf … ; drijvende wijven die zwaarden uitdelen, dat maakt je nog geen koning hoor … Het was of je een boek van Asterix en Obelix zat te kijken en bij de tiende keer weer nieuwe grappen ontdekte.

Eigenlijk is namen noemen hier sowieso ‘not done’, want ze waren werkelijk allemaal super. Natuurlijk moet je een uitzondering maken voor regisseur Bas de Bont, want de manier waarop hij dit ‘gekkenhuis’ perfect binnen de lijntjes hield mag je gerust een topprestatie noemen. Alleen de tafel met rekwisieten was al een meter of tien lang.

Twee jaar geleden legde Con Brio met Young Frankenstein de lat enorm hoog, zo hoog dat het met de vorige aflevering (Curtains) alleen maar minder kon worden. Dat lag echter niet aan hun spel maar aan dat trutverhaal. Dat ze met ‘De Heilige graal’ van Monty Python zelfs Frankenstein overtroffen kwam in dit geval ook door het verhaal, want de breinen die achter dit stuk zaten zijn – als het om absurdistische humor gaat – amper te overtreffen. En niks te zeiken dan? Ja, één ding: Dat het afgelopen was.

evr

(foto’s Casper van Aggelen)