‘I’m dreaming of a white Christmas...’ Als ik dit nummer van Bing Crosby hoor, dan denk ik weer terug aan Tweede Kerstdag 1973. Op visite bij mijn opa en oma. Met de hele familie rondom de kerstboom. Ooms en tantes op elkaar gepropt op de banken. De woonkamer blauw van de sigarettenrook. De vloer lag bezaaid met neefjes en nichtjes. In de hoek een krakkemikkige kerstboom, die je niet meer durfde aan te raken, want dan zou er geen naaldje meer aan de takken zitten.
Hier denk ik dan aan als ik het nummer van Crosby hoor. Ik kan dat beeld zo weer oproepen als ik mijn ogen sluit. En dan moet ik ook denken aan mijn opa, zittend op zijn schommelstoel, die met zijn pijp tegen zijn kop koffie aantikte, alle aandacht kreeg en dan zachtjes zei: ‘Wa vain ik dit toch un ontiegelijk zèèknummer’. Ik word er nu nog steeds sentimenteel van, weet u dat.
Mijn opa had niet zoveel met kerst. Hij begreep er ook helemaal niks van. Opa vond ‘Bloemetjesgordijn’ van Wim Kersten het allermooiste kerstnummer, nou, dan weet je het wel. Hij vond Kerstmis op zich wel oké, ‘maar’ zo zei hij altijd, ‘het duurt eigenlijk net twee dagen te lang.’
En dan mijn oma die de woonkamer binnen stapte met een schaal kerstbrood en zich door de op de grond liggende kleinkinderen probeerde te wurmen. Wij lagen namelijk op de grond te spelen tussen de prikkende dennennaalden, die mijn moeder ’s avonds als we weer thuis waren geduldig uit mijn kersttrui zat te pulken. En dan die geur van het kerstbrood en de geur van die typische omalucht die vanonder haar jurk vandaan kwam, waarmee wij kleinkinderen werden bedwelmd. Het sloeg op je adem. Je ging er ook heel even anders van praten. Ik kan die geur zo weer oproepen. Ik ben heel gevoelig voor dit soort herinneringen.
Mijn opa wou ook altijd het kontje hebben van het kerstbrood. Dat wist iedereen, dus we lieten dat liggen voor opa. Mijn opa lustte namelijk geen spijs en in de voor-en achterkant van het kerstbrood kon het wel eens voorkomen dat er geen spijs zat. En anders lepelde hij dat er eerst uit met het lepeltje van ome Ad, die meestal naast hem zat. Als oma met de schaal kerstbrood voorbij kwam, dan zei hij ook altijd: ‘Van ‘t kontje afblaive hè! Kraig je spijs van!’ Ieder jaar diezelfde grap. En vervolgens sloeg hij oma tegen de kont. Wat een mooie tijd was dat toch.
Ach ja, Bing Crosby… White Christmas… Ik droom ook nog wel eens van een witte kerst, maar het zal wel bij dromen blijven. Als de klimaatverschuiving en opwarming van de aarde zich in dit tempo doorzet, dan zitten we over twintig jaar in onze zwembroek onder de kerstboom. En moeten we ons insmeren met zonnecrème voordat we aan de kalkoen beginnen. En om al een klein beetje voorbereid te zijn op die verandering, zetten we onze kerstboom tegenwoordig al in september.
Andy Marcelissen (Raamsdonkveer, 23 maart 1967) is tonprater, dichter en theatermaker en natuurlijk: Brabander. Hij geeft in deze column wekelijks zijn kijk op de actualiteiten, maar wel altijd: MET EEN VETTE KNIPOOG.